🇬🇧
7.4 Conjugations
Vervoegingen
Je hebt geleerd dat Nederlandse werkwoorden veranderen op basis van de tijd.
Maar het werkwoord verandert ook op basis van de persoon (het onderwerp).
🇬🇧
persoonlijk voornaamwoord
Pronouns that refer to a person or people.
In de vorige les heb je geleerd over de persoonlijk voornaamwoorden.
Dus ze staan ook in de Bloktekst.
Werkwoorden staan vaak achter een persoonlijk voornaamwoord.
🇬🇧
We noemen deze veranderingen ‘vervoegingen’.
Je vervoegt een werkwoord voor de tijd en de persoon. Let op: je vervoegt het werkwoord altijd voor beide tegelijk.
De tegenwoordige tijd heeft drie vormen: de ‘ik-vorm’, enkelvoud voor iemand anders en meervoud. In de tabel staat het werkwoord ‘denken’.
hele werkwoord: denken | stam: denk | vervoeging | |
---|---|---|---|
ik | [stam] | denk | |
enkelvoud |
jij / u hij / zij / het |
[stam] + t | denkt |
meervoud |
wij jullie zij |
[hele werkwoord] | denken |
ik denk
jij u hij zij het denkt
wij jullie zij denken
🇬🇧
Let op: De enkelvoudsvormen krijgen geen extra -t als de stam al eindigt op een ⟨t⟩.